De valkparkiet is één van de populairste en meest geliefde kooi- en volièrevogels bij de vogelliefhebber. Deze populariteit heeft hij ongetwijfeld te danken aan zijn rustig en vreedzaam karakter. Hij stelt in het algemeen geen hoge eisen aan de verzorging en past zich gemakkelijk aan in gevangenschap. Daarnaast wordt hij snel vertrouwelijk met zijn verzorger en is hij vrijwel met alle vogels in een volière samen te houden.
Door de jaren heen is er in de wetenschappelijke literatuur veel over een juiste wetenschappelijke benaming en over de juiste plaats van deze soort in het wetenschappelijk systeem gediscussieerd. Deze discussie ging vooral over de relatie die de valkparkiet heeft met andere vogelsoorten en in het bijzonder met de kaketoes en de rosella's (Platycercus). Op basis van kenmerken van beide menen veel ornithologen dat de valkparkiet aan het begin heeft gestaan van de splitsing die uiteindelijk heeft geleid tot enerzijds de kaketoes en anderzijds de ‘echte’ parkieten. In dit kader neemt de valkparkiet dus een soort tussenpositie in en zou op grond hiervan als een aparte soort gezien kunnen worden. Er worden geen ondersoorten onderscheiden.
Voeding
Als basis kan aan valkparkieten een zaadmengsel voor grote parkieten gegeven worden. Aanvullend kan een mengsel van gekiemde zaden (kiemzaad) en eivoer worden verstrekt in een verhouding van 1:1. Zolang er geen opgroeiende jongen zijn kan hier twee keer per week, ondanks dat de vogels er ook vrij over moeten kunnen beschikken, scherpe maagkiezel en oesterschelpengrit aan toegevoegd worden (een afgestreken theelepel per twee vogels).Verder moet regelmatig wat fruit en groenvoer aan de vogels gegeven worden. Zomers kunnen regelmatig (onbespoten) gras- en onkruidzaden worden aangeboden.
Huisvesting
Valkparkieten kunnen per paar in afzonderlijke vluchtjes worden ondergebracht. Groepshuisvesting in een ruime volière is echter ook mogelijk. Voor paarsgewijze huisvesting voldoet een volière met een afmeting van 300 x 90 x 200 cm en een tocht- en vorstvrij nachtverblijf van bijvoorbeeld 100 x 100 x 200 cm. In dit laatste geval moet voor de grootte van de volière ongeveer worden uitgegaan van 2 m³ vrije ruimte per paar vogels.
Kweek
Als nestgelegenheid accepteren valkparkieten vrijwel alle soorten en vormen nestblokken mits de ruimte binnenin het blok maar voldoende is. Als indicatie kan een nestblok met een bodemoppervlak van 25 x 25 cm, een hoogte van 25 á 30 cm en een invlieggat van van 8 cm doorsnee worden aangehouden.
Als nestmateriaal kan gebruik worden gemaakt van rottend hout, houtspaanders of zaagsel dat vermengd wordt met (onbemeste) potgrond of turf.
Een paartje dat in goede broedconditie verkeert zal al vrij vlot interesse tonen in opgehangen nestblokken. Dan ook is al vrij snel de balts van de man waar te nemen. Hierbij houdt hij de kuif fier omhoog en trippelt hij met wat gespreide vleugels rondom het vrouwtje. In deze houding laat hij vaak de kop zakken, houdt de staart uitgewaaierd omhoog en laat daarbij harde fluittonen horen. Indien de man de pop met dit ‘machogedrag’ voldoende heeft geïmponeerd gaan beide vogels al vrij snel over tot de paring.
Opvallend bij valkparkieten is het feit dat tijdens het hele paringsgedrag het elkaar voeren ontbreekt terwijl dat juist bij andere soorten heel duidelijk op de voorgrond staat. Dit geeft trouwens ook weer hun verwantschap met de kaketoes aan, want die doen dat evenmin. Als we nagaan welke soorten elkaar wel en niet voeren, lijkt daar een duidelijke lijn in te zitten: waar man en pop beide broeden wordt er niet gevoerd, waar alleen de pop broedt wordt er wél gevoerd.
Na de eerste paring(en) duurt het gemiddeld ongeveer twee weken voordat het eerste ei gelegd wordt. De volgende komen om de andere dag tot een totaal van vier tot zes. Meestal beginnen de vogels na het tweede ei met broeden. Man en pop lossen elkaar daarbij af. De man broedt meestal overdag en de pop ’s nachts. De broedduur is 18 tot 20 dagen. De jongen hebben bij het uitkomen een vleeskleurige huid die bedekt is met geelkleurige donsveertjes. Na ongeveer zeven dagen openen de jongen voor het eerst hun ogen. Dit is ook ongeveer het tijdstip waarop ze geringd moeten worden. Op een leeftijd van veertien dagen zijn bij de jongen de wangvlekken al vaag te onderscheiden en na ongeveer vier weken hebben ze hun complete verenkleed.
De oudervogels laten in het algemeen nestcontrole gemakkelijk toe. Dit geldt echter niet voor de jongen. Deze laten, bij het openen van het nestblok, een hevig geblaas horen. Op een leeftijd van vier tot vijf weken vliegen ze uit. Het is zaak om ze dan goed in de gaten te houden omdat ze dan erg wild en onhandig zijn. Het is verstandig om in het gaas van de volière wat takken te steken zodat de jongen er niet in volle vaart tegenaan vliegen. Na het uitvliegen worden ze nog ongeveer twee tot drie weken door de ouders gevoerd.
Een goed kweekkoppel valkparkieten kan per kweekseizoen gemakkelijk twee tot drie grootbrengen. Het is wel aan te raden om de jongen van de voorgaande broedronde uit te vangen en in een andere vlucht onder te brengen. Verder verdient het aanbeveling om na elke broedronde het nestblok (grondig) schoon te maken en te ontsmetten omdat de vogels er een behoorlijke smeerboel van kunnen maken.
Nymphicus hollandicus - valkparkiet
Formaat: wildvorm 32 cm, gedomesticeerd 34 cm.
Ringmaat: 5,4 mm.
Geslachtsonderscheid: beide geslachten zijn goed van elkaar te onderscheiden. De kleur van de pop is vooral aan de kop lichter en veel minder sprekend. Daarnaast is bij de pop de staart aan de onderzijde onregelmatig geel gestreept terwijl de onderzijde van de staart van de man zwart is.
Man: de lichaamsbevedering is in hoofdzaak diep donkergrijs van kleur, op de borst en de buik iets lichter van tint. Het voorhoofd, de wangen en de hals zijn geel gekleurd. De kenmerkende kuif is eveneens geel, echter uitlopend naar zwart in de punt. Op beide wangen bevindt zich een grote oranjerode oorvlek. De onderzijde van de staartveren is zwart. De vleugels zijn overwegend diep donkergrijs. De vleugelranddekveren en de grote vleugelslagpennen zijn wit waardoor het lijkt alsof de vogel gedeeltelijk witte schouders en vleugels heeft. Rond de ogen bevindt zich een smalle onbevederde grijze oogring. De iris is zwart en de snavel en de poten zijn grijs.
Pop: de pop is in het geheel veel lichter van kleur en tekening. Verder heeft ze op de kop van de pop beduidend meer grijs dan de man en is de oranjerode oorvlek veel lichter van kleur. De staart is aan de onderzijde onregelmatig geel gestreept terwijl dit bij de man niet het geval is. De pop is ongeveer even groot als de man, echter vaak wel in het geheel iets breder, zo is mijn ervaring.
Jongen: jonge valkparkieten lijken op de pop en zijn tot op een leeftijd van zo'n zes maanden moeilijk op kleur van elkaar te onderscheiden. Daarna beginnen de gele veren in de kop van de jonge mannen zichtbaar worden en is geslachtsbepaling op kleur mogelijk. Na een jaar zijn de jonge vogels geheel doorgekleurd en niet meer van de ouders te onderscheiden.
Herkomst en leefwijze
De valkparkiet komt in bijna heel Australië voor. Ze leven in het wild in kleine groepjes. Hun leefgebied is niet specifiek. Ze komen in diverse streken en gebieden voor. Zo kunnen we de vogels aantreffen in dichte wouden, op met grassen begroeide woestijnachtige gronden maar ook in malleegebieden. De laatsten hebben als belangrijkste visuele kenmerk dat de bomen die er groeien bestaan uit meerdere boomstammen/stammetjes die op dezelfde plaats de grond uit komen. Ze vormen dus een soort uit de kluiten gewassen struiken van drie tot vier meter hoog.
Valkparkieten leven een zwervend bestaan en in het algemeen kan gesteld worden dat ze zich daar ophouden waar voldoende water en voedsel aanwezig is.
In het zuiden van Australië broedt deze soort in de periode van augustus tot december, in het noorden van april tot juni en in Midden-Australië houdt hij er geen vaste broedperiode op na. Afhankelijk van het weer, met name regenval, broeden ze hier in elke maand van het jaar.
In het wild nestelen ze in holten van dikke takken en boomstammen, waarbij hun voorkeur duidelijk uitgaat naar broedgelegenheden met een vrij uitzicht.
Bijzonderheden
Valkparkieten zijn van nature erg gemakkelijk van aard. In gevangenschap kunnen ze bijvoorbeeld gehuisvest worden in een volière met tropische vogels. Huisvesting met andere kromsnavels is af te raden omdat ze zich over het algemeen gemakkelijk laten afbluffen en de kans op broedsucces daardoor zal verminderen.
Hun gemakkelijke aard maakt ook dat ze een partner vrij snel accepteren. Soms duurt het wat langer als een kweekkoppel, om wat voor reden dan ook, wordt verbroken. Zeker voor een beginnende liefhebber is de valkparkiet bij uitstek een vogel om (kweek)ervaring(en) mee op te doen.
Valkparkieten zijn ook heel geschikt als huisdier. Ze kunnen in de huiskamer gehuisvest worden in een ruime vogelkooi of kamervolière. Bedenk dat een kooi in ieder geval voldoende ruimte moet bieden aan de vogel(s). Voor één of twee valkparkieten is een kooi van bijvoorbeeld 100 cm lang, 60 cm diep en 80 cm hoog een goed onderkomen. Een grotere kooi, zoals een kamervolière, is natuurlijk nog beter. Kleinere kooien dan hierboven beschreven zijn af te raden. Belangrijk in dit kader is ook dat de vogels dagelijks de gelegenheid moeten hebben om zich (veilig!) vrijelijk buiten de kooi te bewegen en dat er door de verzorger(s) voldoende aandacht aan hen wordt besteed.
Door de jaren heen is er in de wetenschappelijke literatuur veel over een juiste wetenschappelijke benaming en over de juiste plaats van deze soort in het wetenschappelijk systeem gediscussieerd. Deze discussie ging vooral over de relatie die de valkparkiet heeft met andere vogelsoorten en in het bijzonder met de kaketoes en de rosella's (Platycercus). Op basis van kenmerken van beide menen veel ornithologen dat de valkparkiet aan het begin heeft gestaan van de splitsing die uiteindelijk heeft geleid tot enerzijds de kaketoes en anderzijds de ‘echte’ parkieten. In dit kader neemt de valkparkiet dus een soort tussenpositie in en zou op grond hiervan als een aparte soort gezien kunnen worden. Er worden geen ondersoorten onderscheiden.
Voeding
Als basis kan aan valkparkieten een zaadmengsel voor grote parkieten gegeven worden. Aanvullend kan een mengsel van gekiemde zaden (kiemzaad) en eivoer worden verstrekt in een verhouding van 1:1. Zolang er geen opgroeiende jongen zijn kan hier twee keer per week, ondanks dat de vogels er ook vrij over moeten kunnen beschikken, scherpe maagkiezel en oesterschelpengrit aan toegevoegd worden (een afgestreken theelepel per twee vogels).Verder moet regelmatig wat fruit en groenvoer aan de vogels gegeven worden. Zomers kunnen regelmatig (onbespoten) gras- en onkruidzaden worden aangeboden.
Huisvesting
Valkparkieten kunnen per paar in afzonderlijke vluchtjes worden ondergebracht. Groepshuisvesting in een ruime volière is echter ook mogelijk. Voor paarsgewijze huisvesting voldoet een volière met een afmeting van 300 x 90 x 200 cm en een tocht- en vorstvrij nachtverblijf van bijvoorbeeld 100 x 100 x 200 cm. In dit laatste geval moet voor de grootte van de volière ongeveer worden uitgegaan van 2 m³ vrije ruimte per paar vogels.
Kweek
Als nestgelegenheid accepteren valkparkieten vrijwel alle soorten en vormen nestblokken mits de ruimte binnenin het blok maar voldoende is. Als indicatie kan een nestblok met een bodemoppervlak van 25 x 25 cm, een hoogte van 25 á 30 cm en een invlieggat van van 8 cm doorsnee worden aangehouden.
Als nestmateriaal kan gebruik worden gemaakt van rottend hout, houtspaanders of zaagsel dat vermengd wordt met (onbemeste) potgrond of turf.
Een paartje dat in goede broedconditie verkeert zal al vrij vlot interesse tonen in opgehangen nestblokken. Dan ook is al vrij snel de balts van de man waar te nemen. Hierbij houdt hij de kuif fier omhoog en trippelt hij met wat gespreide vleugels rondom het vrouwtje. In deze houding laat hij vaak de kop zakken, houdt de staart uitgewaaierd omhoog en laat daarbij harde fluittonen horen. Indien de man de pop met dit ‘machogedrag’ voldoende heeft geïmponeerd gaan beide vogels al vrij snel over tot de paring.
Opvallend bij valkparkieten is het feit dat tijdens het hele paringsgedrag het elkaar voeren ontbreekt terwijl dat juist bij andere soorten heel duidelijk op de voorgrond staat. Dit geeft trouwens ook weer hun verwantschap met de kaketoes aan, want die doen dat evenmin. Als we nagaan welke soorten elkaar wel en niet voeren, lijkt daar een duidelijke lijn in te zitten: waar man en pop beide broeden wordt er niet gevoerd, waar alleen de pop broedt wordt er wél gevoerd.
Na de eerste paring(en) duurt het gemiddeld ongeveer twee weken voordat het eerste ei gelegd wordt. De volgende komen om de andere dag tot een totaal van vier tot zes. Meestal beginnen de vogels na het tweede ei met broeden. Man en pop lossen elkaar daarbij af. De man broedt meestal overdag en de pop ’s nachts. De broedduur is 18 tot 20 dagen. De jongen hebben bij het uitkomen een vleeskleurige huid die bedekt is met geelkleurige donsveertjes. Na ongeveer zeven dagen openen de jongen voor het eerst hun ogen. Dit is ook ongeveer het tijdstip waarop ze geringd moeten worden. Op een leeftijd van veertien dagen zijn bij de jongen de wangvlekken al vaag te onderscheiden en na ongeveer vier weken hebben ze hun complete verenkleed.
De oudervogels laten in het algemeen nestcontrole gemakkelijk toe. Dit geldt echter niet voor de jongen. Deze laten, bij het openen van het nestblok, een hevig geblaas horen. Op een leeftijd van vier tot vijf weken vliegen ze uit. Het is zaak om ze dan goed in de gaten te houden omdat ze dan erg wild en onhandig zijn. Het is verstandig om in het gaas van de volière wat takken te steken zodat de jongen er niet in volle vaart tegenaan vliegen. Na het uitvliegen worden ze nog ongeveer twee tot drie weken door de ouders gevoerd.
Een goed kweekkoppel valkparkieten kan per kweekseizoen gemakkelijk twee tot drie grootbrengen. Het is wel aan te raden om de jongen van de voorgaande broedronde uit te vangen en in een andere vlucht onder te brengen. Verder verdient het aanbeveling om na elke broedronde het nestblok (grondig) schoon te maken en te ontsmetten omdat de vogels er een behoorlijke smeerboel van kunnen maken.
Nymphicus hollandicus - valkparkiet
Formaat: wildvorm 32 cm, gedomesticeerd 34 cm.
Ringmaat: 5,4 mm.
Geslachtsonderscheid: beide geslachten zijn goed van elkaar te onderscheiden. De kleur van de pop is vooral aan de kop lichter en veel minder sprekend. Daarnaast is bij de pop de staart aan de onderzijde onregelmatig geel gestreept terwijl de onderzijde van de staart van de man zwart is.
Man: de lichaamsbevedering is in hoofdzaak diep donkergrijs van kleur, op de borst en de buik iets lichter van tint. Het voorhoofd, de wangen en de hals zijn geel gekleurd. De kenmerkende kuif is eveneens geel, echter uitlopend naar zwart in de punt. Op beide wangen bevindt zich een grote oranjerode oorvlek. De onderzijde van de staartveren is zwart. De vleugels zijn overwegend diep donkergrijs. De vleugelranddekveren en de grote vleugelslagpennen zijn wit waardoor het lijkt alsof de vogel gedeeltelijk witte schouders en vleugels heeft. Rond de ogen bevindt zich een smalle onbevederde grijze oogring. De iris is zwart en de snavel en de poten zijn grijs.
Pop: de pop is in het geheel veel lichter van kleur en tekening. Verder heeft ze op de kop van de pop beduidend meer grijs dan de man en is de oranjerode oorvlek veel lichter van kleur. De staart is aan de onderzijde onregelmatig geel gestreept terwijl dit bij de man niet het geval is. De pop is ongeveer even groot als de man, echter vaak wel in het geheel iets breder, zo is mijn ervaring.
Jongen: jonge valkparkieten lijken op de pop en zijn tot op een leeftijd van zo'n zes maanden moeilijk op kleur van elkaar te onderscheiden. Daarna beginnen de gele veren in de kop van de jonge mannen zichtbaar worden en is geslachtsbepaling op kleur mogelijk. Na een jaar zijn de jonge vogels geheel doorgekleurd en niet meer van de ouders te onderscheiden.
Herkomst en leefwijze
De valkparkiet komt in bijna heel Australië voor. Ze leven in het wild in kleine groepjes. Hun leefgebied is niet specifiek. Ze komen in diverse streken en gebieden voor. Zo kunnen we de vogels aantreffen in dichte wouden, op met grassen begroeide woestijnachtige gronden maar ook in malleegebieden. De laatsten hebben als belangrijkste visuele kenmerk dat de bomen die er groeien bestaan uit meerdere boomstammen/stammetjes die op dezelfde plaats de grond uit komen. Ze vormen dus een soort uit de kluiten gewassen struiken van drie tot vier meter hoog.
Valkparkieten leven een zwervend bestaan en in het algemeen kan gesteld worden dat ze zich daar ophouden waar voldoende water en voedsel aanwezig is.
In het zuiden van Australië broedt deze soort in de periode van augustus tot december, in het noorden van april tot juni en in Midden-Australië houdt hij er geen vaste broedperiode op na. Afhankelijk van het weer, met name regenval, broeden ze hier in elke maand van het jaar.
In het wild nestelen ze in holten van dikke takken en boomstammen, waarbij hun voorkeur duidelijk uitgaat naar broedgelegenheden met een vrij uitzicht.
Bijzonderheden
Valkparkieten zijn van nature erg gemakkelijk van aard. In gevangenschap kunnen ze bijvoorbeeld gehuisvest worden in een volière met tropische vogels. Huisvesting met andere kromsnavels is af te raden omdat ze zich over het algemeen gemakkelijk laten afbluffen en de kans op broedsucces daardoor zal verminderen.
Hun gemakkelijke aard maakt ook dat ze een partner vrij snel accepteren. Soms duurt het wat langer als een kweekkoppel, om wat voor reden dan ook, wordt verbroken. Zeker voor een beginnende liefhebber is de valkparkiet bij uitstek een vogel om (kweek)ervaring(en) mee op te doen.
Valkparkieten zijn ook heel geschikt als huisdier. Ze kunnen in de huiskamer gehuisvest worden in een ruime vogelkooi of kamervolière. Bedenk dat een kooi in ieder geval voldoende ruimte moet bieden aan de vogel(s). Voor één of twee valkparkieten is een kooi van bijvoorbeeld 100 cm lang, 60 cm diep en 80 cm hoog een goed onderkomen. Een grotere kooi, zoals een kamervolière, is natuurlijk nog beter. Kleinere kooien dan hierboven beschreven zijn af te raden. Belangrijk in dit kader is ook dat de vogels dagelijks de gelegenheid moeten hebben om zich (veilig!) vrijelijk buiten de kooi te bewegen en dat er door de verzorger(s) voldoende aandacht aan hen wordt besteed.